Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap
Artikelen
Preambule
Artikel 1 - Doel
Artikel 2 - Definities
Artikel 3 - Algemene beginselen
Artikel 4 - Algemene verplichtingen
Artikel 5 - Gelijkheid en non-discriminatie
Artikel 6 - Vrouwen met een handicap
Artikel 7 - Kinderen met een handicap
Artikel 8 - Bewustwording
Artikel 9 - Toegankelijkheid
Artikel 10 - Recht op leven
Artikel 11 - Risicosituaties en humanitaire noodsituaties
Artikel 12 - Gelijke erkenning voor de wet
Artikel 13 - Toegang tot justitie
Artikel 14 - Vrijheid en veiligheid van de persoon
Artikel 15 - Vrijheid van marteling of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
Artikel 16 - Vrijheid van uitbuiting, geweld en misbruik
Artikel 17 - Bescherming van de integriteit van de persoon
Artikel 18 - Vrijheid van beweging en nationaliteit
Artikel 19 - Zelfstandig leven en opgenomen worden in de gemeenschap
Artikel 20 - Persoonlijke mobiliteit
Artikel 21 - Vrijheid van meningsuiting en mening, en toegang tot informatie
Artikel 22 - Respect voor privacy
Artikel 23 - Respect voor huis en gezin
Artikel 24 - Onderwijs
Artikel 25 - Gezondheid
Artikel 26 - Rehabilitatie en revalidatie
Artikel 27 - Werk en werkgelegenheid
Artikel 28 - Adequate levensstandaard en sociale bescherming
Artikel 29 - Deelname aan het politieke en openbare leven
Artikel 30 - Deelname aan het culturele leven, recreatie, vrijetijdsbesteding en sport
Artikel 31 - Statistieken en gegevensverzameling
Artikel 32 - Internationale samenwerking
Artikel 33 - Nationale implementatie en monitoring
Artikel 34 - Comité voor de rechten van personen met een handicap
Artikel 35 - Rapporten van staten partijen
Artikel 36 - Behandeling van rapporten
Artikel 37 - Samenwerking tussen staten partijen en het Comité
Artikel 38 - Relatie van het Comité met andere organen
Artikel 39 - Verslag van het Comité
Artikel 40 - Conferentie van Staten Partijen
Artikel 41 - Depositaris
Artikel 42 - Ondertekening
Artikel 43 - Toestemming om gebonden te zijn
Artikel 44 - Regionale integratie organisaties
Artikel 45 - Inwerkingtreding
Artikel 46 - Voorbehouden
Artikel 47 - Wijzigingen
Artikel 48 - Opzegging
Artikel 49 - Toegankelijk formaat
Artikel 50 - Authentieke teksten
Artikel 1 - Doel
Het doel van dit Verdrag is om het volledige en gelijke genot van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden door alle personen met een handicap te bevorderen, beschermen en waarborgen, en om respect voor hun inherente waardigheid te bevorderen.
Personen met een handicap omvatten degenen die langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen hebben die in wisselwerking met verschillende barrières hun volledige en effectieve deelname aan de samenleving op gelijke basis met anderen kunnen belemmeren.
Artikel 2 - Definities
Voor de doeleinden van dit Verdrag:
"Communicatie" omvat talen, weergave van tekst, braille, tactiele communicatie, grootletterdruk, toegankelijke multimedia, evenals geschreven, audio, gewone taal, menselijke lezer en ondersteunende en alternatieve modi, middelen en formaten van communicatie, inclusief toegankelijke informatie- en communicatietechnologie;
"Taal" omvat gesproken en gebarentalen en andere vormen van niet-gesproken talen;
"Discriminatie op grond van handicap" betekent elke onderscheiding, uitsluiting of beperking op grond van handicap die tot doel of gevolg heeft de erkenning, het genot of de uitoefening, op gelijke basis met anderen, van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal, cultureel, burgerlijk of enig ander gebied te belemmeren of teniet te doen. Het omvat alle vormen van discriminatie, inclusief het weigeren van redelijke aanpassingen;
"Redelijke aanpassingen" betekent noodzakelijke en passende aanpassingen en aanpassingen die geen onevenredige of onredelijke last opleggen, indien nodig in een bepaald geval, om ervoor te zorgen dat personen met een handicap op gelijke basis met anderen kunnen genieten of uitoefenen van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden;
"Universeel ontwerp" betekent het ontwerp van producten, omgevingen, programma's en diensten die door iedereen gebruikt kunnen worden, in de grootst mogelijke mate, zonder de noodzaak van aanpassing of gespecialiseerd ontwerp. "Universeel ontwerp" sluit hulpmiddelen voor specifieke groepen personen met een handicap niet uit, indien dit nodig is.
Artikel 3 - Algemene beginselen
De beginselen van dit Verdrag zijn:
• Respect voor inherente waardigheid, individuele autonomie, met inbegrip van de vrijheid om eigen keuzes te maken, en onafhankelijkheid van personen;
• Non-discriminatie;
• Volledige en effectieve deelname en inclusie in de samenleving;
• Respect voor verschillen en acceptatie van personen met een handicap als onderdeel van de menselijke diversiteit en menselijkheid;
• Gelijke kansen;
• Toegankelijkheid;
• Gelijkheid tussen mannen en vrouwen;
• Respect voor de zich ontwikkelende capaciteiten van kinderen met een handicap en
respect voor het recht van kinderen met een handicap om hun identiteit te behouden.
Artikel 4 - Algemene verplichtingen
1. Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe de volledige verwezenlijking van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden voor alle personen met een handicap te waarborgen en te bevorderen, zonder enige vorm van discriminatie op grond van handicap. Daartoe verbinden Staten die partij zijn zich ertoe:
a) Alle passende wetgevende, bestuurlijke en andere maatregelen te nemen voor de implementatie van de rechten die in dit Verdrag worden erkend;
b) Alle passende maatregelen te nemen, met inbegrip van wetgeving, om bestaande wetten, voorschriften, gebruiken en praktijken die discriminatie tegen personen met een handicap vormen, te wijzigen of af te schaffen;
c) In alle beleidsmaatregelen en programma's rekening te houden met de bescherming en bevordering van de mensenrechten van personen met een handicap;
d) Zich te onthouden van enige handeling of praktijk die onverenigbaar is met dit Verdrag en ervoor te zorgen dat overheidsinstanties en instellingen handelen in overeenstemming met dit Verdrag;
e) Alle passende maatregelen te nemen om discriminatie op grond van handicap door een persoon, organisatie of particuliere onderneming uit te bannen;
f) Om onderzoek en ontwikkeling van universeel ontworpen goederen, diensten, apparatuur en faciliteiten, zoals gedefinieerd in artikel 2 van dit Verdrag, te ondernemen of te bevorderen, die de minimaal mogelijke aanpassing en de minste kosten zouden moeten vereisen om te voldoen aan de specifieke behoeften van een persoon met een handicap, om hun beschikbaarheid en gebruik te bevorderen, en om universeel ontwerp te bevorderen bij de ontwikkeling van normen en richtlijnen;
g) Om onderzoek en ontwikkeling van, en de beschikbaarheid en het gebruik van nieuwe technologieën, met inbegrip van informatie- en communicatietechnologieën, mobiliteitshulpmiddelen, apparaten en ondersteunende technologieën, die geschikt zijn voor personen met een handicap, te ondernemen of te bevorderen, waarbij prioriteit wordt gegeven aan technologieën tegen een betaalbare prijs;
h) Om toegankelijke informatie te verstrekken aan personen met een handicap over mobiliteitshulpmiddelen, apparaten en ondersteunende technologieën, met inbegrip van nieuwe technologieën, evenals andere vormen van assistentie, ondersteunende diensten en faciliteiten;
i) Om de opleiding van professionals en personeel dat met personen met een handicap werkt te bevorderen in de rechten die in dit Verdrag worden erkend, om zo de assistentie en diensten die door die rechten worden gegarandeerd, beter te kunnen verlenen.
2. Met betrekking tot economische, sociale en culturele rechten verbindt elke Staatspartij zich ertoe maatregelen te nemen tot het maximum van zijn beschikbare middelen en, waar nodig, binnen het kader van internationale samenwerking, met het oog op het geleidelijk bereiken van de volledige verwezenlijking van deze rechten, onverminderd de verplichtingen vervat in dit Verdrag die onmiddellijk van toepassing zijn volgens het internationale recht.
3. Bij de ontwikkeling en uitvoering van wetgeving en beleid ter uitvoering van dit Verdrag, en bij andere besluitvormingsprocessen betreffende kwesties met betrekking tot personen met een handicap, zullen Staten Partijen nauw overleg plegen met en actief betrokken worden bij personen met een handicap, met inbegrip van kinderen met een handicap, via hun representatieve organisaties.
4. Niets in dit Verdrag zal enige bepalingen aantasten die meer bevorderlijk zijn voor de verwezenlijking van de rechten van personen met een handicap en die kunnen zijn vervat in de wetgeving van een Staatspartij of het internationale recht dat van kracht is voor die Staat. Er mag geen beperking of afwijking zijn van de mensenrechten en fundamentele vrijheden die erkend of bestaan in een staat die partij is bij dit Verdrag krachtens de wet, verdragen, regelgeving of gewoonte, onder het voorwendsel dat dit Verdrag dergelijke rechten of vrijheden niet erkent of dat het deze in mindere mate erkent.
5. De bepalingen van dit Verdrag strekken zich uit tot alle delen van federale staten zonder enige beperking of uitzondering.
Artikel 5 - Gelijkheid en non-discriminatie
1. Staten die partij zijn erkennen dat alle personen gelijk zijn voor en onder de wet en zonder enige discriminatie recht hebben op gelijke bescherming en gelijke voordelen van de wet.
2. Staten die partij zijn verbieden alle discriminatie op grond van handicap en garanderen personen met een handicap gelijke en effectieve wettelijke bescherming tegen discriminatie op welke grond dan ook.
3. Om gelijkheid te bevorderen en discriminatie uit te bannen, nemen Staten die partij zijn alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat redelijke aanpassingen worden geboden.
4. Specifieke maatregelen die nodig zijn om de facto gelijkheid van personen met een handicap te versnellen of te bereiken, worden niet beschouwd als discriminatie onder de voorwaarden van dit Verdrag.
Artikel 6 - Vrouwen met een handicap
1. Staten die partij zijn erkennen dat vrouwen en meisjes met een handicap onderhevig zijn aan meervoudige discriminatie, en nemen in dit opzicht maatregelen om te verzekeren dat zij volledig en op gelijke voet kunnen genieten van alle menselijke rechten en fundamentele vrijheden.
2. Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om de volledige ontwikkeling, vooruitgang en empowerment van vrouwen te waarborgen, met als doel hen de uitoefening en het genot van de mensenrechten en fundamentele vrijheden te garanderen die in dit Verdrag zijn vastgelegd.
Artikel 7 - Kinderen met een handicap
1. Staten die partij zijn, nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat kinderen met een handicap op gelijke voet met andere kinderen volledig kunnen genieten van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden.
2. Bij alle maatregelen met betrekking tot kinderen met een handicap is het belang van het kind een primaire overweging.
3. Staten die partij zijn, zorgen ervoor dat kinderen met een handicap het recht hebben om hun mening vrijelijk te uiten over alle zaken die hen aangaan, waarbij aan hun mening passend gewicht wordt toegekend in overeenstemming met hun leeftijd en volwassenheid, op gelijke voet met andere kinderen, en dat zij de bij hun handicap en leeftijd passende assistentie krijgen om dat recht te realiseren.
Artikel 8 - Bewustwording
1. Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe onmiddellijke, effectieve en passende maatregelen te nemen:
a) Om het bewustzijn in de hele samenleving, inclusief op gezinsniveau, te vergroten met betrekking tot personen met een handicap, en om respect voor de rechten en waardigheid van personen met een handicap te bevorderen;
b) Om stereotypen, vooroordelen en schadelijke praktijken met betrekking tot personen met een handicap, inclusief die gebaseerd op geslacht en leeftijd, op alle gebieden van het leven te bestrijden;
c) Om het bewustzijn van de capaciteiten en bijdragen van personen met een handicap te bevorderen.
2. Maatregelen om dit doel te bereiken omvatten:
a) Het initiëren en onderhouden van effectieve publieke bewustwordingscampagnes die zijn ontworpen:
i. Om ontvankelijkheid voor de rechten van personen met een handicap te koesteren;
ii. Om positieve percepties en een groter maatschappelijk bewustzijn ten aanzien van personen met een handicap te bevorderen;
iii. Om de erkenning van de vaardigheden, verdiensten en capaciteiten van personen met een handicap en van hun bijdragen aan de werkplek en de arbeidsmarkt te bevorderen;
b) Het bevorderen van een houding van respect voor de rechten van personen met een handicap op alle niveaus van het onderwijssysteem, inclusief bij alle kinderen vanaf jonge leeftijd;
c) Het aanmoedigen van alle media-organen om personen met een handicap af te beelden op een manier die consistent is met het doel van dit Verdrag;
d) Het bevorderen van bewustwording trainingsprogramma's met betrekking tot personen met een handicap en de rechten van personen met een handicap.
Artikel 9 - Toegankelijkheid
1. Om personen met een handicap in staat te stellen onafhankelijk te leven en volledig deel te nemen aan alle aspecten van het leven, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om personen met een handicap op gelijke basis met anderen toegang te verlenen tot de fysieke omgeving, tot vervoer, tot informatie en communicatie, inclusief informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, en tot andere faciliteiten en diensten die openstaan voor of worden aangeboden aan het publiek, zowel in stedelijke als in landelijke gebieden. Deze maatregelen, die de identificatie en eliminatie van obstakels en barrières voor toegankelijkheid omvatten, zijn onder meer van toepassing op:
a) Gebouwen, wegen, vervoer en andere binnen- en buitenfaciliteiten, inclusief scholen, huisvesting, medische faciliteiten en werkplekken;
b) Informatie, communicatie en andere diensten, met inbegrip van elektronische diensten en nooddiensten.
2. Staten die partij zijn, nemen ook passende maatregelen:
a) Om minimumnormen en richtlijnen voor de toegankelijkheid van faciliteiten en diensten die openstaan voor of worden verleend aan het publiek te ontwikkelen, bekend te maken en te monitoren;
b) Om ervoor te zorgen dat particuliere entiteiten die faciliteiten en diensten aanbieden die openstaan voor of worden verleend aan het publiek, rekening houden met alle aspecten van toegankelijkheid voor personen met een beperking;
c) Om training te bieden aan belanghebbenden over toegankelijkheidsproblemen waarmee personen met een beperking worden geconfronteerd;
d) Om in gebouwen en andere faciliteiten die openstaan voor het publiek bewegwijzering in braille en in gemakkelijk te lezen en te begrijpen vormen te bieden;
e) Om vormen van live-assistentie en tussenpersonen te bieden, met inbegrip van gidsen, lezers en professionele gebarentaaltolken, om de toegankelijkheid van gebouwen en andere faciliteiten die openstaan voor het publiek te vergemakkelijken;
f) Om andere passende vormen van assistentie en ondersteuning voor personen met een beperking te bevorderen om hun toegang tot informatie te waarborgen;
g) Om de toegang van personen met een beperking tot nieuwe informatie- en communicatietechnologieën en -systemen, met inbegrip van internet, te bevorderen;
h) Het ontwerp, de ontwikkeling, de productie en de distributie van toegankelijke informatie- en communicatietechnologieën en -systemen in een vroeg stadium te bevorderen, zodat deze technologieën en systemen tegen minimale kosten toegankelijk worden.
Artikel 10 - Recht op leven
Staten die partij zijn bevestigen dat ieder mens het inherente recht op leven heeft en neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat personen met een beperking er effectief van kunnen genieten op gelijke basis met anderen.
Artikel 11 - Risicosituaties en humanitaire noodsituaties
De staten die partij zijn, nemen, in overeenstemming met hun verplichtingen onder het internationale recht, met inbegrip van het internationale humanitaire recht en het internationale mensenrechten recht, alle nodige maatregelen om de bescherming en veiligheid van personen met een handicap te waarborgen in risicosituaties, met inbegrip van situaties van gewapend conflict, humanitaire noodsituaties en het voorkomen van natuurrampen.
Artikel 12 - Gelijke erkenning voor de wet
1. De staten die partij zijn, bevestigen dat personen met een handicap overal het recht hebben op erkenning als persoon voor de wet.
2. De staten die partij zijn, erkennen dat personen met een handicap op gelijke basis met anderen rechtsbevoegdheid genieten in alle aspecten van het leven.
3. De staten die partij zijn, nemen passende maatregelen om personen met een handicap toegang te verlenen tot de ondersteuning die zij nodig kunnen hebben bij het uitoefenen van hun rechtsbevoegdheid.
4. De staten die partij zijn, zorgen ervoor dat alle maatregelen die betrekking hebben op de uitoefening van rechtsbevoegdheid, passende en effectieve waarborgen bieden om misbruik te voorkomen in overeenstemming met het internationale mensenrechten recht. Dergelijke waarborgen moeten ervoor zorgen dat maatregelen met betrekking tot de uitoefening van de rechtsbevoegdheid de rechten, wil en voorkeuren van de persoon respecteren, vrij zijn van belangenconflicten en ongeoorloofde beïnvloeding, proportioneel zijn en zijn afgestemd op de omstandigheden van de persoon, zo kort mogelijk van toepassing zijn en regelmatig worden getoetst door een bevoegde, onafhankelijke en onpartijdige autoriteit of rechterlijke instantie. De waarborgen moeten proportioneel zijn aan de mate waarin dergelijke maatregelen de rechten en belangen van de persoon beïnvloeden.
5. Onder voorbehoud van de bepalingen van dit artikel nemen de Staten die Partij zijn alle passende en effectieve maatregelen om het gelijke recht van personen met een handicap te waarborgen om eigendom te bezitten of te erven, om hun eigen financiële zaken te regelen en om gelijke toegang te hebben tot bankleningen, hypotheken en andere vormen van financieel krediet, en moeten ervoor zorgen dat personen met een handicap niet willekeurig van hun eigendom worden beroofd.
Artikel 13 - Toegang tot justitie
1. Staten die partij zijn, zorgen voor effectieve toegang tot justitie voor personen met een handicap op gelijke basis met anderen, onder meer door het verstrekken van procedurele en leeftijdsgebonden aanpassingen, om hun effectieve rol als directe en indirecte deelnemers, waaronder als getuigen, in alle gerechtelijke procedures, waaronder in onderzoeks- en andere voorbereidende fasen, te vergemakkelijken.
2. Om te helpen effectieve toegang tot justitie voor personen met een handicap te waarborgen, bevorderen Staten die partij zijn passende training voor degenen die werkzaam zijn in het veld van de rechtsbedeling, waaronder politie- en gevangenispersoneel.
Artikel 14 - Vrijheid en veiligheid van de persoon
1. Staten die partij zijn, zorgen ervoor dat personen met een handicap, op gelijke basis met anderen:
a) het recht op vrijheid en veiligheid van de persoon genieten;
b) niet onrechtmatig of willekeurig van hun vrijheid worden beroofd, en dat elke vrijheidsberoving in overeenstemming is met de wet, en dat het bestaan van een handicap in geen geval een vrijheidsberoving rechtvaardigt.
2. Staten die partij zijn, zorgen ervoor dat indien personen met een handicap door een of ander proces van hun vrijheid worden beroofd, zij op gelijke basis als anderen recht hebben op garanties in overeenstemming met het internationale recht inzake mensenrechten en behandeld worden in overeenstemming met de doelstellingen en beginselen van dit Verdrag, met inbegrip van het verstrekken van redelijke aanpassingen.
Artikel 15 - Vrijwaring van marteling of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing
1. Niemand mag worden onderworpen aan marteling of aan wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing. In het bijzonder mag niemand zonder zijn of haar vrije toestemming worden onderworpen aan medische of wetenschappelijke experimenten.
2. Staten die partij zijn, nemen alle effectieve wetgevende, bestuurlijke, gerechtelijke of andere maatregelen om te voorkomen dat personen met een handicap, op gelijke basis als anderen, worden onderworpen aan marteling of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
Artikel 16 - Vrijheid van uitbuiting, geweld en misbruik
1. Staten Partijen nemen alle passende wetgevende, bestuurlijke, sociale, educatieve en andere maatregelen om personen met een handicap, zowel binnen als buiten het huis, te beschermen tegen alle vormen van uitbuiting, geweld en misbruik, met inbegrip van hun gendergerelateerde aspecten.
2. Staten Partijen nemen ook alle passende maatregelen om alle vormen van uitbuiting, geweld en misbruik te voorkomen door onder meer te zorgen voor passende vormen van gender- en leeftijdsafhankelijke hulp en ondersteuning voor personen met een handicap en hun families en verzorgers, met inbegrip van het verstrekken van informatie en educatie over hoe gevallen van uitbuiting, geweld en misbruik kunnen worden vermeden, herkend en gemeld. Staten Partijen zorgen ervoor dat bescherming diensten leeftijds-, gender- en handicap gevoelig.
3. Om alle vormen van uitbuiting, geweld en misbruik te voorkomen, zorgen de Staten Partijen ervoor dat alle faciliteiten en programma's die zijn ontworpen om personen met een handicap te helpen, effectief worden gecontroleerd door onafhankelijke autoriteiten.
4. De Staten Partijen nemen alle passende maatregelen om het fysieke, cognitieve en psychologische herstel, de revalidatie en de sociale re-integratie te bevorderen van personen met een handicap die slachtoffer worden van enige vorm van uitbuiting, geweld of misbruik, inclusief door het verstrekken van bescherming diensten. Dergelijk herstel en re-integratie vinden plaats in een omgeving die de gezondheid, het welzijn, het zelfrespect, de waardigheid en de autonomie van de persoon bevordert en rekening houdt met gender- en leeftijdsspecifieke behoeften.
5. De Staten Partijen voeren effectieve wetgeving en beleid in, inclusief wetgeving en beleid gericht op vrouwen en kinderen, om ervoor te zorgen dat gevallen van uitbuiting, geweld en misbruik van personen met een handicap worden geïdentificeerd, onderzocht en, waar passend, vervolgd.
Artikel 17 - Bescherming van de integriteit van de persoon
Iedere persoon met een beperking heeft recht op respect voor zijn of haar fysieke en mentale integriteit op gelijke basis met anderen.
Artikel 18 - Vrijheid van beweging en nationaliteit
1. Staten die partij zijn, erkennen de rechten van personen met een beperking op vrijheid van beweging, vrijheid om hun verblijfplaats te kiezen en op een nationaliteit, op gelijke basis met anderen, onder meer door ervoor te zorgen dat personen met een beperking:
a) Het recht hebben om een nationaliteit te verwerven en te veranderen en niet willekeurig of op basis van een beperking van hun nationaliteit worden beroofd;
b) Niet op basis van een beperking worden beroofd van hun vermogen om documentatie van hun nationaliteit of andere identificatie documentatie te verkrijgen, bezitten en gebruiken, of om relevante processen zoals immigratieprocedures te gebruiken, die nodig kunnen zijn om de uitoefening van het recht op vrijheid van beweging te vergemakkelijken;
c) Vrij zijn om elk land te verlaten, inclusief hun eigen land;
d) Niet willekeurig of op basis van een beperking worden beroofd van het recht om hun eigen land binnen te komen.
2. Kinderen met een handicap worden onmiddellijk na de geboorte geregistreerd en hebben vanaf de geboorte recht op een naam, het recht om een nationaliteit te verwerven en, voor zover mogelijk, het recht om hun ouders te kennen en door hen verzorgd te worden.
Artikel 19 - Zelfstandig leven en opgenomen worden in de gemeenschap
Staten die partij zijn bij dit Verdrag erkennen het gelijke recht van alle personen met een handicap om in de gemeenschap te leven, met keuzes die gelijk zijn aan die van anderen, en nemen effectieve en passende maatregelen om het volledige genot door personen met een handicap van dit recht en hun volledige opname en deelname in de gemeenschap te vergemakkelijken, onder meer door ervoor te zorgen dat:
a) Personen met een handicap de mogelijkheid hebben om hun woonplaats te kiezen en waar en met wie zij op gelijke voet met anderen wonen en niet verplicht zijn om in een bepaalde woonsituatie te leven;
b) Personen met een handicap toegang hebben tot een reeks thuis-, residentiële en andere gemeenschaps ondersteunende diensten, waaronder persoonlijke assistentie die nodig is om het leven en de opname in de gemeenschap te ondersteunen, en om isolatie of segregatie van de gemeenschap te voorkomen;
c) Gemeenschapsdiensten en -faciliteiten voor de algemene bevolking zijn op gelijke basis beschikbaar voor personen met een beperking en zijn afgestemd op hun behoeften.
Artikel 20 - Persoonlijke mobiliteit
Staten die partij zijn, nemen effectieve maatregelen om persoonlijke mobiliteit met de grootst mogelijke onafhankelijkheid voor personen met een beperking te waarborgen, onder meer door:
a) De persoonlijke mobiliteit van personen met een beperking te vergemakkelijken op de manier en het tijdstip van hun keuze, en tegen betaalbare kosten;
b) De toegang van personen met een beperking tot kwalitatief hoogwaardige mobiliteitshulpmiddelen, -apparaten, ondersteunende technologieën en vormen van live-assistentie en -bemiddelaars te vergemakkelijken, onder meer door deze beschikbaar te stellen tegen betaalbare kosten;
c) Personen met een beperking en gespecialiseerd personeel dat met personen met een beperking werkt, training te bieden in mobiliteit vaardigheden;
d) Entiteiten die mobiliteitshulpmiddelen, -apparaten en ondersteunende technologieën produceren, aan te moedigen rekening te houden met alle aspecten van mobiliteit voor personen met een beperking.
Artikel 21 - Vrijheid van meningsuiting en mening, en toegang tot informatie
Staten die partij zijn, nemen alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat personen met een handicap het recht op vrijheid van meningsuiting en mening kunnen uitoefenen, met inbegrip van de vrijheid om informatie en ideeën te zoeken, te ontvangen en te verstrekken op gelijke basis met anderen en via alle vormen van communicatie van hun keuze, zoals gedefinieerd in artikel 2 van dit Verdrag, met inbegrip van:
a) Het verstrekken van informatie die bedoeld is voor het grote publiek aan personen met een handicap in toegankelijke formaten en technologieën die geschikt zijn voor verschillende soorten handicaps, op een tijdige manier en zonder extra kosten;
b) Het accepteren en faciliteren van het gebruik van gebarentalen, braille, ondersteunende en alternatieve communicatie, en alle andere toegankelijke middelen, methoden en formaten van communicatie van hun keuze door personen met een handicap in officiële interacties;
c) Het aansporen van particuliere entiteiten die diensten verlenen aan het grote publiek, inclusief via internet, om informatie en diensten te verstrekken in toegankelijke en bruikbare formaten voor personen met een handicap;
d) Het aanmoedigen van de massamedia, inclusief aanbieders van informatie via internet, om hun diensten toegankelijk te maken voor personen met een handicap;
e) Het erkennen en bevorderen van het gebruik van gebarentalen.
Artikel 22 - Respect voor privacy
1. Geen enkele persoon met een handicap, ongeacht woonplaats of woonsituatie, mag worden onderworpen aan willekeurige of onrechtmatige inmenging in zijn of haar privacy, familie, huis of correspondentie of andere vormen van communicatie of aan onrechtmatige aanvallen op zijn of haar eer en reputatie. Personen met een handicap hebben recht op bescherming door de wet tegen dergelijke inmenging of aanvallen.
2. Staten die partij zijn, beschermen de privacy van persoonlijke, gezondheids- en revalidatie-informatie van personen met een handicap op gelijke basis met anderen.
Artikel 23 - Respect voor thuis en gezin
1. Staten die partij zijn, nemen effectieve en passende maatregelen om discriminatie tegen personen met een handicap in alle zaken met betrekking tot huwelijk, gezin, ouderschap en relaties te elimineren, op gelijke basis met anderen, om ervoor te zorgen dat:
a) Het recht van alle personen met een handicap die de huwbare leeftijd hebben om te trouwen en een gezin te stichten op basis van vrije en volledige toestemming van de aanstaande echtgenoten wordt erkend;
b) De rechten van personen met een handicap om vrij en verantwoord te beslissen over het aantal en de spreiding van hun kinderen en om toegang te hebben tot leeftijdsgeschikte informatie, reproductieve en gezinsplanning voorlichting worden erkend, en de middelen die nodig zijn om hen in staat te stellen deze rechten uit te oefenen, worden verstrekt;
c) Personen met een handicap, met inbegrip van kinderen, hun vruchtbaarheid behouden op gelijke basis met anderen.
2. Staten die partij zijn, zorgen voor de rechten en verantwoordelijkheden van personen met een handicap, met betrekking tot voogdij, curatele, trusteeship, adoptie van kinderen of soortgelijke instellingen, wanneer deze concepten in de nationale wetgeving voorkomen; in alle gevallen staan de belangen van het kind voorop. Staten die partij zijn, verlenen passende bijstand aan personen met een handicap bij het uitvoeren van hun verantwoordelijkheden op het gebied van de opvoeding van kinderen.
3. Staten die partij zijn, zorgen ervoor dat kinderen met een handicap gelijke rechten hebben met betrekking tot het gezinsleven. Met het oog op het realiseren van deze rechten en om het verbergen, verlaten, verwaarlozen en segregeren van kinderen met een handicap te voorkomen, zorgen Staten die partij zijn ervoor om vroegtijdige en uitgebreide informatie, diensten en ondersteuning te bieden aan kinderen met een handicap en hun families.
4. Staten die partij zijn, zorgen ervoor dat een kind niet tegen hun wil van zijn of haar ouders wordt gescheiden, behalve wanneer bevoegde autoriteiten, onderworpen aan rechterlijke toetsing, in overeenstemming met de toepasselijke wet en procedures, bepalen dat een dergelijke scheiding noodzakelijk is voor de belangen van het kind. In geen geval mag een kind van de ouders worden gescheiden op basis van een handicap van het kind of een of beide ouders.
5. Staten die partij zijn, zullen, wanneer de directe familie niet in staat is om voor een kind met een handicap te zorgen, alle mogelijke inspanningen leveren om alternatieve zorg te bieden binnen het bredere gezin, en bij gebrek daaraan, binnen de gemeenschap in een gezinssituatie.
Artikel 24 - Onderwijs
1. Staten die partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op onderwijs. Met het oog op de verwezenlijking van dit recht zonder discriminatie en op basis van gelijke kansen, zullen Staten die partij zijn, zorgen voor een inclusief onderwijssysteem op alle niveaus en levenslang leren gericht op:
a. De volledige ontwikkeling van menselijk potentieel en gevoel van waardigheid en eigenwaarde, en de versterking van respect voor mensenrechten, fundamentele vrijheden en menselijke diversiteit;
b. De ontwikkeling door personen met een handicap van hun persoonlijkheid, talenten en creativiteit, evenals hun mentale en fysieke vermogens, tot hun volle potentieel;
c. Personen met een handicap in staat stellen om effectief deel te nemen aan een vrije samenleving.
2. Bij het verwezenlijken van dit recht zorgen de Staten Partijen ervoor dat:
a) Personen met een handicap niet worden uitgesloten van het algemene onderwijssysteem op basis van hun handicap, en dat kinderen met een handicap niet worden uitgesloten van gratis en verplicht basisonderwijs, of van voortgezet onderwijs, op basis van hun handicap;
b) Personen met een handicap toegang hebben tot inclusief, kwalitatief en gratis basisonderwijs en voortgezet onderwijs op gelijke basis met anderen in de gemeenschappen waarin zij leven;
c) Redelijke aanpassing van de behoeften van het individu wordt geboden;
d) Personen met een beperking ontvangen de vereiste ondersteuning binnen het algemene onderwijssysteem om hun effectieve opleiding te vergemakkelijken;
e) Effectieve geïndividualiseerde ondersteuningsmaatregelen worden geboden in omgevingen die de academische en sociale ontwikkeling maximaliseren, in overeenstemming met het doel van volledige inclusie.
3. Staten die partij zijn, stellen personen met een beperking in staat om levens- en sociale ontwikkeling vaardigheden te leren om hun volledige en gelijke deelname aan het onderwijs en als leden van de gemeenschap te vergemakkelijken. Hiertoe nemen Staten die partij zijn passende maatregelen, waaronder:
a) Het faciliteren van het leren van braille, alternatief schrift, ondersteunende en alternatieve modi, middelen en formaten van communicatie en oriëntatie- en mobiliteit vaardigheden, en het faciliteren van peer support en mentoring;
b) Het faciliteren van het leren van gebarentaal en de promotie van de taalkundige identiteit van de dovengemeenschap;
c) Ervoor zorgen dat het onderwijs van personen, en met name kinderen, die blind, doof of doofblind zijn, wordt gegeven in de meest geschikte talen en communicatiemethoden en -middelen voor het individu, en in omgevingen die de academische en sociale ontwikkeling maximaliseren.
4. Om de verwezenlijking van dit recht te helpen waarborgen, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen om leraren, met inbegrip van leraren met een beperking, in dienst te nemen die gekwalificeerd zijn in gebarentaal en/of braille, en om professionals en personeel op te leiden die op alle niveaus van onderwijs werken. Dergelijke training omvat bewustzijn van beperkingen en het gebruik van passende ondersteunende en alternatieve communicatie methoden, -middelen en -formaten, educatieve technieken en -materialen om personen met een beperking te ondersteunen.
5. De Staten die Partij zijn, zorgen ervoor dat personen met een beperking toegang hebben tot algemeen tertiair onderwijs, beroepsopleiding, volwasseneneducatie en levenslang leren zonder discriminatie en op gelijke voet met anderen. Daartoe zorgen de Staten die Partij zijn ervoor dat redelijke aanpassingen worden geboden aan personen met een beperking.
Artikel 25 - Gezondheid
Staten die partij zijn erkennen dat personen met een handicap recht hebben op het genot van de hoogst haalbare standaard van gezondheid zonder discriminatie op basis van handicap. Staten die partij zijn nemen alle passende maatregelen om toegang te garanderen voor personen met een handicap tot gezondheidsdiensten die gendergevoelig zijn, inclusief gezondheidsgerelateerde revalidatie. In het bijzonder zullen Staten die partij zijn:
a) Personen met een handicap voorzien van hetzelfde aanbod, dezelfde kwaliteit en dezelfde standaard van gratis of betaalbare gezondheidszorg en programma's als die welke aan andere personen worden geboden, inclusief op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid en op de bevolking gebaseerde programma's voor de volksgezondheid;
b) Die gezondheidsdiensten verstrekken die personen met een handicap nodig hebben, specifiek vanwege hun handicap, inclusief vroege identificatie en interventie indien van toepassing, en diensten die zijn ontworpen om verdere handicaps te minimaliseren en te voorkomen, inclusief onder kinderen en ouderen;
c) Deze gezondheidsdiensten zo dicht mogelijk bij de eigen gemeenschappen van mensen verstrekken, inclusief in plattelandsgebieden;
d) Zorgprofessionals verplichten om zorg van dezelfde kwaliteit te bieden aan personen met een beperking als aan anderen, onder meer op basis van vrije en geïnformeerde toestemming, onder meer door het bewustzijn van de mensenrechten, waardigheid, autonomie en behoeften van personen met een beperking te vergroten door middel van training en de afkondiging van ethische normen voor openbare en particuliere gezondheidszorg;
e) Discriminatie tegen personen met een beperking verbieden bij het verstrekken van ziektekostenverzekeringen en levensverzekeringen waar dergelijke verzekeringen zijn toegestaan door de nationale wetgeving, die op een eerlijke en redelijke manier worden verstrekt;
f) Voorkom discriminerende weigering van gezondheidszorg of gezondheidsdiensten of voedsel en vloeistoffen op basis van een beperking.
Artikel 26 - Rehabilitatie en revalidatie
1. Staten die partij zijn, nemen doeltreffende en passende maatregelen, onder meer via peer support, om personen met een beperking in staat te stellen maximale onafhankelijkheid, volledige fysieke, mentale, sociale en beroepsmatige vaardigheden en volledige inclusie en deelname aan alle aspecten van het leven te bereiken en te behouden. Met dat doel organiseren, versterken en breiden de Staten die Partij zijn uitgebreide revalidatie- en rehabilitatie diensten en -programma's uit, met name op het gebied van gezondheid, werkgelegenheid, onderwijs en sociale diensten, op zodanige wijze dat deze diensten en programma's:
a) zo vroeg mogelijk beginnen en gebaseerd zijn op de multidisciplinaire beoordeling van individuele behoeften en sterktes;
b) participatie en inclusie in de gemeenschap en alle aspecten van de samenleving ondersteunen, vrijwillig zijn en beschikbaar zijn voor personen met een beperking zo dicht mogelijk bij hun eigen gemeenschappen, inclusief in plattelandsgebieden.
2. Staten Partijen bevorderen de ontwikkeling van initiële en permanente opleidingen voor professionals en personeel dat werkzaam is in revalidatie- en inburgering diensten.
3. Staten die partij zijn bevorderen de beschikbaarheid, kennis en het gebruik van hulpmiddelen en technologieën die zijn ontworpen voor personen met een handicap, voor zover deze betrekking hebben op revalidatie en inburgering.
Artikel 27 - Werk en werkgelegenheid
1. Staten die partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap om te werken, op gelijke basis met anderen; dit omvat het recht op de mogelijkheid om een inkomen te verwerven door werk dat vrijelijk is gekozen of geaccepteerd op een arbeidsmarkt en in een werkomgeving die open, inclusief en toegankelijk is voor personen met een handicap. Staten die partij zijn waarborgen en bevorderen de verwezenlijking van het recht om te werken, ook voor degenen die een handicap krijgen tijdens de loop van het werk, door passende maatregelen te nemen, waaronder via wetgeving, om onder meer:
a) Discriminatie op grond van handicap te verbieden met betrekking tot alle zaken betreffende alle vormen van werkgelegenheid, waaronder voorwaarden voor werving, aanwerving en werkgelegenheid, voortzetting van het werk, carrièreontwikkeling en veilige en gezonde arbeidsomstandigheden;
b) De rechten van personen met een handicap beschermen, op gelijke basis met anderen, op rechtvaardige en gunstige arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van gelijke kansen en gelijke beloning voor werk van gelijke waarde, veilige en gezonde arbeidsomstandigheden, met inbegrip van bescherming tegen intimidatie en het verhelpen van grieven;
c) Ervoor zorgen dat personen met een handicap hun arbeids- en vakbondsrechten op gelijke basis met anderen kunnen uitoefenen;
d) Personen met een handicap in staat stellen om effectieve toegang te hebben tot algemene technische en beroepskeuzevoorlichting programma's, plaatsingsdiensten en beroeps- en permanente educatie;
e) De werkgelegenheidskansen en carrièreontwikkeling voor personen met een handicap op de arbeidsmarkt bevorderen, evenals hulp bij het vinden, verkrijgen, behouden en terugkeren naar werk;
f) De kansen voor zelfstandigheid, ondernemerschap, de ontwikkeling van coöperaties en het starten van een eigen bedrijf bevorderen;
g) Personen met een handicap in dienst nemen in de publieke sector;
h) De werkgelegenheid van personen met een handicap in de private sector bevorderen door middel van passend beleid en maatregelen, waaronder positieve actieprogramma's, prikkels en andere maatregelen;
i) Zorgen dat er redelijke aanpassingen worden geboden aan personen met een handicap op de werkplek;
j) Bevorderen dat personen met een handicap werkervaring opdoen op de open arbeidsmarkt;
k) Bevorderen van beroeps- en professionele revalidatie, behoud van werk en terugkeer naar werkprogramma's voor personen met een handicap.
2. Staten die partij zijn, zorgen ervoor dat personen met een handicap niet in slavernij of in dienstbaarheid worden gehouden en op gelijke basis met anderen worden beschermd tegen gedwongen of verplichte arbeid.
Artikel 28 - Adequate levensstandaard en sociale bescherming
1. Staten die partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op een adequate levensstandaard voor zichzelf en hun gezinnen, met inbegrip van voldoende voedsel, kleding en huisvesting, en op de voortdurende verbetering van de levensomstandigheden, en nemen passende maatregelen om de verwezenlijking van dit recht te beschermen en te bevorderen zonder discriminatie op grond van handicap.
2. Staten die partij zijn erkennen het recht van personen met een handicap op sociale bescherming en op het genot van dat recht zonder discriminatie op grond van handicap, en nemen passende maatregelen om de verwezenlijking van dit recht te beschermen en te bevorderen, met inbegrip van maatregelen:
a) Om gelijke toegang voor personen met een handicap tot schoonwater diensten te waarborgen, en om toegang te waarborgen tot passende en betaalbare diensten, apparaten en andere hulp voor handicap gerelateerde behoeften;
b) Om toegang te waarborgen voor personen met een handicap, met name vrouwen en meisjes met een handicap en ouderen met een handicap, tot sociale beschermingsprogramma's en programma's voor armoedebestrijding;
c) Om ervoor te zorgen dat personen met een beperking en hun families die in armoede leven toegang hebben tot bijstand van de staat met betrekking tot kosten in verband met de beperking, waaronder adequate training, counseling, financiële bijstand en respijtzorg;
d) Om ervoor te zorgen dat personen met een beperking toegang hebben tot sociale huisvesting programma's;
e) Om ervoor te zorgen dat personen met een beperking gelijke toegang hebben tot pensioenuitkeringen en -programma's.
...
Artikel 29 - Deelname aan het politieke en openbare leven
Staten die partij zijn, garanderen personen met een beperking politieke rechten en de mogelijkheid om deze op gelijke basis met anderen te genieten, en ondernemen:
a) Te waarborgen dat personen met een beperking effectief en volledig kunnen deelnemen aan het politieke en openbare leven op gelijke basis met anderen, rechtstreeks of via vrij gekozen vertegenwoordigers, met inbegrip van het recht en de mogelijkheid voor personen met een beperking om te stemmen en gekozen te worden, onder meer door:
i. Te waarborgen dat stemprocedures, -faciliteiten en -materialen passend, toegankelijk en gemakkelijk te begrijpen en te gebruiken zijn;
ii. Het recht van personen met een beperking te beschermen om bij geheime stemming te stemmen bij verkiezingen en openbare referenda zonder intimidatie, en om zich verkiesbaar te stellen, om effectief een ambt te bekleden en alle openbare functies op alle niveaus van de overheid uit te voeren, waarbij het gebruik van ondersteunende en nieuwe technologieën waar nodig wordt gefaciliteerd;
iii. De vrije wilsuiting van personen met een beperking als kiezers te garanderen en daartoe, waar nodig, op hun verzoek, assistentie bij het stemmen door een persoon van hun eigen keuze toe te staan;
b) Om actief een omgeving te bevorderen waarin personen met een beperking effectief en volledig kunnen deelnemen aan de uitvoering van openbare aangelegenheden, zonder discriminatie en op gelijke basis met anderen, en hun deelname aan openbare aangelegenheden aan te moedigen, waaronder:
i. Deelname aan niet-gouvernementele organisaties en verenigingen die zich bezighouden met het openbare en politieke leven van het land, en aan de activiteiten en het bestuur van politieke partijen;
ii. Het vormen en toetreden tot organisaties van personen met een beperking om personen met een beperking te vertegenwoordigen op internationaal, nationaal, regionaal en lokaal niveau.
Artikel 30 - Deelname aan cultureel leven, recreatie, vrije tijd en sport
1. Staten die partij zijn erkennen het recht van personen met een beperking om op gelijke basis met anderen deel te nemen aan het culturele leven, en nemen alle passende maatregelen om ervoor te zorgen dat personen met een beperking:
a) Toegang hebben tot cultureel materiaal in toegankelijke formaten;
b) Toegang hebben tot televisieprogramma's, films, theater en andere culturele activiteiten, in toegankelijke formaten;
c) Toegang hebben tot plaatsen voor culturele uitvoeringen of diensten, zoals theaters, musea, bioscopen, bibliotheken en toeristische diensten, en, voor zover mogelijk, toegang hebben tot monumenten en locaties van nationaal cultureel belang.
2. Staten die partij zijn, nemen passende maatregelen om personen met een handicap de kans te geven hun creatieve, artistieke en intellectuele potentieel te ontwikkelen en te gebruiken, niet alleen voor hun eigen voordeel, maar ook voor de verrijking van de samenleving.
3. Staten die partij zijn, nemen alle passende stappen, in overeenstemming met het internationale recht, om ervoor te zorgen dat wetten ter bescherming van intellectuele eigendomsrechten geen onredelijke of discriminerende barrière vormen voor de toegang van personen met een handicap tot cultureel materiaal.
4. Personen met een handicap hebben, op gelijke basis als anderen, recht op erkenning en ondersteuning van hun specifieke culturele en taalkundige identiteit, met inbegrip van gebarentalen en dovencultuur.
5. Om personen met een handicap in staat te stellen op gelijke basis met anderen deel te nemen aan recreatieve, vrijetijds- en sportactiviteiten, nemen de Staten die Partij zijn passende maatregelen:
a) Om de deelname van personen met een handicap aan reguliere sportactiviteiten op alle niveaus zoveel mogelijk aan te moedigen en te bevorderen;
b) Om ervoor te zorgen dat personen met een handicap de mogelijkheid hebben om handicapspecifieke sport- en recreatie activiteiten te organiseren, ontwikkelen en eraan deel te nemen en om daartoe het verstrekken van passende instructie, training en middelen op gelijke basis met anderen aan te moedigen;
c) Om ervoor te zorgen dat personen met een handicap toegang hebben tot sport-, recreatie- en toeristische locaties;
d) Om ervoor te zorgen dat kinderen met een handicap op gelijke basis met andere kinderen toegang hebben tot deelname aan spel-, recreatie- en vrijetijds- en sportactiviteiten, met inbegrip van die activiteiten in het schoolsysteem;
(e) Om ervoor te zorgen dat personen met een handicap toegang hebben tot diensten van degenen die betrokken zijn bij de organisatie van recreatieve, toeristische, vrijetijds- en sportactiviteiten.
Artikel 31 - Statistieken en gegevensverzameling
1. Staten die partij zijn, verbinden zich ertoe passende informatie te verzamelen, met inbegrip van statistische en onderzoeksgegevens, om hen in staat te stellen beleid te formuleren en te implementeren om uitvoering te geven aan dit Verdrag. Het proces van het verzamelen en bijhouden van deze informatie moet:
a) voldoen aan wettelijk vastgestelde waarborgen, met inbegrip van wetgeving inzake gegevensbescherming, om vertrouwelijkheid en respect voor de privacy van personen met een handicap te waarborgen;
b) voldoen aan internationaal aanvaarde normen om mensenrechten en fundamentele vrijheden en ethische beginselen bij het verzamelen en gebruiken van statistieken.
2. De informatie die overeenkomstig dit artikel wordt verzameld, wordt, indien van toepassing, uitgesplitst en gebruikt om de implementatie van de verplichtingen van de Staten die Partij zijn onder het huidige Verdrag te beoordelen en om de belemmeringen te identificeren en aan te pakken waarmee personen met een handicap worden geconfronteerd bij het uitoefenen van hun rechten.
3. Staten die Partij zijn, nemen de verantwoordelijkheid op zich voor de verspreiding van deze statistieken en zorgen ervoor dat deze toegankelijk zijn voor personen met een handicap en anderen.
Artikel 32 - Internationale samenwerking
1. Staten die partij zijn erkennen het belang van internationale samenwerking en de bevordering daarvan, ter ondersteuning van nationale inspanningen voor de verwezenlijking van het doel en de doelstellingen van dit Verdrag, en zullen passende en effectieve maatregelen in dit verband nemen, tussen en binnen Staten en, indien van toepassing, in partnerschap met relevante internationale en regionale organisaties en het maatschappelijk middenveld, met name organisaties van personen met een beperking. Dergelijke maatregelen kunnen onder meer het volgende omvatten:
a) Zorgen dat internationale samenwerking, met inbegrip van internationale ontwikkelingsprogramma's, inclusief en toegankelijk is voor personen met een beperking;
b) Faciliteren en ondersteunen van capaciteitsopbouw, onder meer door de uitwisseling en het delen van informatie, ervaringen, trainingsprogramma's en beste praktijken;
c) Faciliteren van samenwerking in onderzoek en toegang tot wetenschappelijke en technische kennis;
d) Indien van toepassing technische en economische bijstand verlenen, onder meer door het faciliteren van toegang tot en het delen van toegankelijke en ondersteunende technologieën, en door de overdracht van technologieën.
2. De bepalingen van dit artikel doen geen afbreuk aan de verplichtingen van elke Staat die partij is om zijn verplichtingen onder dit Verdrag na te komen.
Artikel 33 - Nationale implementatie en monitoring
1. Staten Partijen wijzen, overeenkomstig hun organisatiesysteem, een of meer contactpunten binnen de overheid aan voor zaken met betrekking tot de implementatie van dit Verdrag, en besteden de nodige aandacht aan de oprichting of aanwijzing van een coördinatiemechanisme binnen de overheid om gerelateerde actie in verschillende sectoren en op verschillende niveaus te vergemakkelijken.
2. Staten Partijen handhaven, versterken, wijzen aan of vestigen binnen de Staten Partij, overeenkomstig hun juridische en administratieve systemen, een kader, met inbegrip van een of meer onafhankelijke mechanismen, indien van toepassing, om de implementatie van dit Verdrag te bevorderen, beschermen en monitoren. Bij het aanwijzen of instellen van een dergelijk mechanisme houden Staten Partijen rekening met de beginselen met betrekking tot de status en het functioneren van nationale instellingen voor de bescherming en bevordering van mensenrechten.
3. Het maatschappelijk middenveld, met name personen met een handicap en hun representatieve organisaties, worden betrokken bij en nemen volledig deel aan het monitoringsproces.
Artikel 34 - Comité voor de rechten van personen met een handicap
1. Er wordt een Comité voor de rechten van personen met een handicap (hierna "het Comité" genoemd) opgericht, dat de hierna vermelde functies zal uitvoeren.
2. Het Comité bestaat, op het moment van inwerkingtreding van dit Verdrag, uit twaalf deskundigen. Na nog eens zestig ratificaties of toetredingen tot het Verdrag, wordt het aantal leden van het Comité met zes leden uitgebreid, waardoor het maximum aantal achttien leden wordt bereikt.
3. De leden van het Comité dienen in hun persoonlijke hoedanigheid en dienen een hoog moreel aanzien en erkende competentie en ervaring te hebben op het gebied dat onder dit Verdrag valt. Bij het nomineren van hun kandidaten worden de Staten die Partij zijn uitgenodigd om de bepaling in artikel 4, paragraaf 3, van dit Verdrag in overweging te nemen.
4. De leden van het Comité worden gekozen door de Staten die Partij zijn, waarbij rekening wordt gehouden met een eerlijke geografische spreiding, vertegenwoordiging van de verschillende vormen van beschaving en van de belangrijkste rechtsstelsels, evenwichtige gender vertegenwoordiging en deelname van deskundigen met een handicap.
5. De leden van het Comité worden gekozen bij geheime stemming uit een lijst van personen die door de Staten die Partij zijn uit hun onderdanen zijn genomineerd tijdens vergaderingen van de Conferentie van Staten die Partij zijn. Tijdens die vergaderingen, waarvoor twee derde van de Staten die Partij zijn een quorum vormen, zijn de personen die voor het Comité worden gekozen degenen die het grootste aantal stemmen en een absolute meerderheid van de stemmen van de vertegenwoordigers van de Staten die Partij zijn die aanwezig zijn en stemmen, behalen.
6. De eerste verkiezing vindt uiterlijk zes maanden na de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag plaats. Ten minste vier maanden voor de datum van elke verkiezing stuurt de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties een brief aan de Staten die Partij zijn, waarin zij worden uitgenodigd om de nominaties binnen twee maanden in te dienen. De Secretaris-Generaal zal vervolgens een alfabetische lijst opstellen van alle aldus genomineerde personen, met vermelding van de Staten die hen hebben genomineerd, en zal deze indienen bij de Staten die partij zijn bij dit Verdrag.
7. De leden van het Comité worden gekozen voor een termijn van vier jaar. Zij zijn eenmaal herkiesbaar. De termijn van zes van de bij de eerste verkiezing gekozen leden verloopt echter na twee jaar; onmiddellijk na de eerste verkiezing worden de namen van deze zes leden door loting gekozen door de voorzitter van de vergadering waarnaar wordt verwezen in paragraaf 5 van dit artikel.
8. De verkiezing van de zes extra leden van het Comité zal worden gehouden ter gelegenheid van reguliere verkiezingen, in overeenstemming met de relevante bepalingen van dit artikel.
9. Indien een lid van het Comité overlijdt of aftreedt of verklaart dat hij of zij om een andere reden zijn of haar taken niet langer kan vervullen, zal de Staat die het lid heeft genomineerd een andere deskundige aanwijzen die de kwalificaties bezit en voldoet aan de vereisten die zijn uiteengezet in de relevante bepalingen van dit artikel, om te dienen voor de resterende termijn.
10. Het Comité stelt zijn eigen procedureregels vast.
11. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zorgt voor het benodigde personeel en de benodigde faciliteiten voor de effectieve uitvoering van de functies van het Comité onder dit Verdrag en roept zijn eerste vergadering bijeen.
12. Met goedkeuring van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties ontvangen de leden van het Comité dat is opgericht onder dit Verdrag emolumenten uit middelen van de Verenigde Naties op de voorwaarden die de Vergadering bepaalt, rekening houdend met het belang van de verantwoordelijkheden van het Comité.
13. De leden van het Comité hebben recht op de faciliteiten, voorrechten en immuniteiten van deskundigen die een missie uitvoeren voor de Verenigde Naties, zoals vastgelegd in de relevante artikelen van het Verdrag inzake de voorrechten en immuniteiten van de Verenigde Naties.
Artikel 35 - Rapporten door staten partijen
1. Elke staatspartij dient bij het Comité, via de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties, een uitgebreid rapport in over maatregelen die zijn genomen om uitvoering te geven aan zijn verplichtingen onder het huidige Verdrag en over de vooruitgang die in dat opzicht is geboekt, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het huidige Verdrag voor de betrokken staatspartij.
2. Daarna dienen staten partijen ten minste om de vier jaar vervolg rapporten in en verder wanneer het Comité daarom verzoekt.
3. Het Comité bepaalt eventuele richtlijnen die van toepassing zijn op de inhoud van de rapporten.
4. Een staatspartij die een uitgebreid eerste rapport aan het Comité heeft ingediend, hoeft in zijn vervolg rapporten geen eerder verstrekte informatie te herhalen. Bij het voorbereiden van rapporten aan het Comité worden Staten die Partij zijn uitgenodigd om te overwegen dit te doen in een open en transparant proces en om de bepaling uiteengezet in artikel 4, lid 3, van het huidige Verdrag in overweging te nemen.
6. Rapporten kunnen factoren en moeilijkheden aangeven die van invloed zijn op de mate van nakoming van verplichtingen onder het huidige Verdrag.
Artikel 36 - Behandeling van rapporten
1. Elk rapport wordt behandeld door het Comité, dat suggesties en algemene aanbevelingen doet over het rapport die het passend acht en deze doorstuurt naar de betrokken Staat die Partij is. De Staat die Partij is kan reageren met alle informatie die het kiest aan het Comité. Het Comité kan Staten die Partij zijn om aanvullende informatie te verzoeken die relevant is voor de implementatie van het huidige Verdrag.
2. Indien een Staat die Partij is aanzienlijk te laat is met het indienen van een rapport, kan het Comité de betrokken Staat die Partij is in kennis stellen van de noodzaak om de implementatie van het huidige Verdrag in die Staat die Partij is te onderzoeken, op basis van betrouwbare informatie waarover het Comité beschikt, indien het relevante rapport niet binnen drie maanden na de kennisgeving wordt ingediend. Het Comité nodigt de betrokken Staat die Partij is uit om deel te nemen aan een dergelijk onderzoek. Indien de Staatspartij reageert door het relevante rapport in te dienen, zijn de bepalingen van paragraaf 1 van dit artikel van toepassing.
3. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt de rapporten ter beschikking aan alle Staten Partijen.
4. Staten Partijen stellen hun rapporten breed beschikbaar aan het publiek in hun eigen landen en faciliteren de toegang tot de suggesties en algemene aanbevelingen met betrekking tot deze rapporten.
5. Het Comité zendt, indien het passend acht, rapporten van Staten Partijen door naar de gespecialiseerde agentschappen, fondsen en programma's van de Verenigde Naties en andere bevoegde instanties, om een verzoek of indicatie van een behoefte aan technisch advies of assistentie die daarin is opgenomen, te behandelen, samen met de opmerkingen en aanbevelingen van het Comité, indien van toepassing, over deze verzoeken of indicaties.
Artikel 37 - Coöperatie tussen Staten Partijen en het Comité
1. Elke Staat Partij werkt samen met het Comité en helpt haar leden bij het vervullen van hun mandaat.
2. In haar relatie met Staten Partijen besteedt het Comité voldoende aandacht aan manieren en middelen om de nationale capaciteiten voor de implementatie van het huidige Verdrag te verbeteren, inclusief door middel van internationale samenwerking.
Artikel 38 - Relatie van het Comité met andere organen
Om de effectieve implementatie van het huidige Verdrag te bevorderen en internationale samenwerking op het gebied dat door het huidige Verdrag wordt bestreken aan te moedigen:
a) De gespecialiseerde agentschappen en andere organen van de Verenigde Naties hebben het recht om vertegenwoordigd te zijn bij de bespreking van de implementatie van dergelijke bepalingen van het huidige Verdrag die binnen de reikwijdte van hun mandaat vallen. Het Comité kan de gespecialiseerde agentschappen en andere bevoegde organen die het passend acht uitnodigen om deskundig advies te verstrekken over de implementatie van het Verdrag op gebieden die binnen de reikwijdte van hun respectieve mandaten vallen. Het Comité kan gespecialiseerde agentschappen en andere organen van de Verenigde Naties uitnodigen om rapporten in te dienen over de implementatie van het Verdrag op gebieden die binnen de reikwijdte van hun activiteiten vallen;
b) Het Comité zal, bij de uitvoering van zijn mandaat, indien nodig andere relevante instanties raadplegen die zijn ingesteld door internationale mensenrechtenverdragen, met het oog op het waarborgen van de consistentie van hun respectieve rapportage richtlijnen, suggesties en algemene aanbevelingen, en het vermijden van duplicatie en overlapping bij de uitvoering van hun functies.
Artikel 39 - Rapport van het Comité
Het Comité zal om de twee jaar verslag uitbrengen aan de Algemene Vergadering en de Economische en Sociale Raad over zijn activiteiten, en kan suggesties en algemene aanbevelingen doen op basis van het onderzoek van rapporten en informatie ontvangen van de Staten Partijen. Dergelijke suggesties en algemene aanbevelingen worden opgenomen in het rapport van het Comité, samen met eventuele opmerkingen van Staten Partijen.
Artikel 40 - Conferentie van Staten Partijen
1. De Staten Partijen komen regelmatig bijeen in een Conferentie van Staten Partijen om alle kwesties met betrekking tot de uitvoering van dit Verdrag te bespreken.
2. Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit Verdrag wordt de Conferentie van Staten Partijen bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De daaropvolgende vergaderingen worden tweejaarlijks of op besluit van de Conferentie van Staten Partijen bijeengeroepen door de Secretaris-Generaal.
Artikel 41 - Depositaris
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties is de depositaris van dit Verdrag.
Artikel 42 - Ondertekening
Dit Verdrag staat vanaf 30 maart 2007 open voor ondertekening door alle Staten en door regionale integratie organisaties op het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York.
Artikel 43 - Toestemming om gebonden te zijn
Dit Verdrag is onderworpen aan ratificatie door ondertekenende Staten en aan formele bevestiging door ondertekenende regionale integratie organisaties. Het staat open voor toetreding door elke Staat of regionale integratie organisatie die het Verdrag niet heeft ondertekend.
Artikel 44 - Regionale integratie organisaties
1. "Regionale integratie organisatie" betekent een organisatie die is opgericht door soevereine Staten van een bepaalde regio, waaraan haar lidstaten bevoegdheid hebben overgedragen met betrekking tot zaken die worden beheerst door dit Verdrag. Dergelijke organisaties verklaren in hun akten van formele bevestiging of toetreding de omvang van hun bevoegdheid met betrekking tot zaken die onder dit Verdrag vallen. Vervolgens informeren zij de depositaris over elke substantiële wijziging in de omvang van hun bevoegdheid.
2. Verwijzingen naar "Staten Partijen" in dit Verdrag zijn van toepassing op dergelijke organisaties binnen de grenzen van hun bevoegdheid.
3. Voor de doeleinden van artikel 45, lid 1, en artikel 47, leden 2 en 3, van dit Verdrag, wordt een door een regionale integratie organisatie neergelegd instrument niet meegeteld.
4. Regionale integratie organisaties kunnen in zaken binnen hun bevoegdheid hun stemrecht uitoefenen in de Conferentie van Staten Partijen, met een aantal stemmen dat gelijk is aan het aantal van hun lidstaten die Partij zijn bij dit Verdrag. Een dergelijke organisatie oefent haar stemrecht niet uit als een van haar lidstaten haar recht uitoefent, en vice versa.
Artikel 45 - Inwerkingtreding
1. Dit Verdrag treedt in werking op de dertigste dag na de nederlegging van het twintigste instrument van bekrachtiging of toetreding.
2. Voor elke staat of regionale integratie organisatie die dit Verdrag bekrachtigt, formeel bevestigt of toetreedt na de nederlegging van het twintigste instrument, treedt het Verdrag in werking op de dertigste dag na de nederlegging van zijn eigen instrument.
Artikel 46 - Voorbehouden
1. Voorbehouden die onverenigbaar zijn met het doel en de strekking van dit Verdrag zijn niet toegestaan.
2. Voorbehouden kunnen te allen tijde worden ingetrokken.
Artikel 47 - Wijzigingen
1. Elke staatspartij kan een wijziging van dit Verdrag voorstellen en deze indienen bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties. De secretaris-generaal deelt alle voorgestelde wijzigingen mee aan de staten partijen, met het verzoek om te worden geïnformeerd of zij een conferentie van staten partijen voorstaan om de voorstellen te overwegen en erover te beslissen. In het geval dat binnen vier maanden na de datum van een dergelijke mededeling ten minste een derde van de staten partijen een dergelijke conferentie voorstaat, roept de secretaris-generaal de conferentie bijeen onder auspiciën van de Verenigde Naties. Elk amendement dat wordt aangenomen door een meerderheid van twee derde van de aanwezige en stemmende staten partijen, wordt door de secretaris-generaal ter goedkeuring voorgelegd aan de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties en daarna ter aanvaarding aan alle staten partijen.
2. Een amendement dat is aangenomen en goedgekeurd overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel, treedt in werking op de dertigste dag nadat het aantal neergelegde akten van aanvaarding twee derde van het aantal Staten Partijen op de datum van aanneming van het amendement bereikt. Daarna treedt het amendement voor elke Staat Partij in werking op de dertigste dag na de neerlegging van zijn eigen act van aanvaarding. Een amendement is alleen bindend voor die Staten Partijen die het hebben aanvaard.
3. Indien de Conferentie van Staten Partijen bij consensus zo besluit, treedt een amendement dat is aangenomen en goedgekeurd overeenkomstig paragraaf 1 van dit artikel en dat uitsluitend betrekking heeft op de artikelen 34, 38, 39 en 40, voor alle Staten Partijen in werking op de dertigste dag nadat het aantal neergelegde akten van aanvaarding twee derde van het aantal Staten Partijen op de datum van aanneming van het amendement bereikt.
Artikel 48 - Opzegging
Een Staat Partij kan het onderhavige Verdrag opzeggen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. De opzegging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van de kennisgeving door de Secretaris-Generaal.
Artikel 49 - Toegankelijk formaat
De tekst van dit Verdrag wordt beschikbaar gesteld in toegankelijke formaten.
Artikel 50 - Authentieke teksten
De Arabische, Chinese, Engelse, Franse, Russische en Spaanse teksten van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.
TEN BLIJKE HIERVAN hebben de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd door hun respectieve regeringen, dit Verdrag ondertekend.